Sinds het Smeekschrift aan Margaretha van Parma in 1566 al probeert de filantropie-sector belet te vragen bij de overheid. De bestuurders staan al die tijd als bedremmelde pachters met de pet in de hand bij de grote poort van het Binnenhof in weer en wind op hun beurt te wachten. In die poort zit een klein luikje vanwaarachter steeds een Homerisch geschater opstijgt als weer zo'n filantropieboertje op de stoep staat. En godlof, na 445 jaar is er dan eindelijk een regent die zijn gezicht voor meer dan 30 seconden in de plooi kan houden bij de aanblik van die kruiperige liefdadigheidstroepen. Realpolitiker Rutte snapt dat het handig is om de 6 miljoen donateurs en 2 miljoen vrijwilligers te vriend te houden: zonder die ruggengraat implodeert zijn BV Nederland namelijk binnen een week tot een skeletloze bananenrepubliek. Een machtspositie die nog niet is doorgedrongen tot de filantropiebestuurders, voor wie het door het genoemde luikje toewerpen van een convenantje al aanleiding is tot een volksfeest waar de geuzen in 1566 nog slechts van droomden. Maar sector: Rutte is een keizer zonder kleren. Achter de poort op het Binnenhof staat een piemelnaakte premier. Niks convenant! Gewoon keiharde eisen dat er binnen een jaar een door al die zwendelbanken goed gevuld maatschappelijk investeringsfonds komt. Dan pas praten we weer verder. En dan niet op het Binnenhof, maar gewoon bij ons thuis. Als we tijd hebben. Misschien. Als onze pet ernaar staat.