Vorige week confereerden collega’s in Rotterdam over ‘de toekomst van filantropie’.
Daar werd een nieuwe poging gedaan om het thema ‘impact’ te laten stijgen op de belangstellingsladder van de bestuurders in de sector. Een krankjorum idee, in de categorie ‘De toekomst van Anders Breivik als ambassadeur van WarChild’.
Waarom? Omdat ‘impact’ een 101% kansloos dossier is. Een soort Cyprus van de filantropie, maar dan echt bankroet. Het kadaver van een Gronings molenpaard waaraan allang niet meer gesleurd wordt en een bevroren academische keutel waar je rustig je schoen op kunt zetten.
De reden is simpel. Impact meten is een kansspel. Het is een illusiemachine bedacht door academici om zichzelf aan en u van uw werk te houden. Het is de rivier van gemiddeld 1 meter diep waarin je hartstikke verzuipt. Impact meten lukt de banken al niet, laat staan vrijwilligersorganisaties die twee keer per jaar vergaderen in een restaurant met Perzische tafelkleedjes, een agenda met alleen een rondvraag en een portie bitterballen na.
Impact meten leidt tot existentiële vragen die niemand kan beantwoorden.
Het is de paus die in de Sixtijnse kapel roept om een teken van Hem en alleen zijn echo hoort.
Impact heeft alles met gelukshormonen en niets met euro’s te maken.
De impact van filantropie is geen variabele, maar een eeuwige constante: een onontkoombaar goed gevoel bij de ontvangers en de gevers. Amen.