The devil is in the details. Bovenaan de top 50 van Amerikaanse grootgevers in 2011 staat Margaret A. Cargill, die door de Chronicle of Philanthropy wordt omschreven als "een mediaschuwe erfgename die zes miljard dollar stak in twee fondsen ter ondersteuning van kunst, milieu, rampenbestrijding en andere doelen." Feest en voedsel mijner verbeelding! Daar staat ze: Margareth Anne, een weduwe met een licht spraakgebrek, tikkie rechts in het autisme-spectrum, met een onwelriekende, valse Yorkshire terriër trouw aan haar zijde. Tot haar klotsende oksels in het biologische wapenhandelfortuin van meneer Cargill. Samen met haar notaris houdt Margareth Anne een Goed Geld Gala, waarbij de Postcodeloterij verbleekt tot een dorpsbingo met een Tefal wafelijzer als hoofdprijs. De hand van de notaris trilt. "Schrijf maar op", zegt mevrouw Margareth A. Cargill aanzienlijk mediaschuwer dan de Postcodeloterij: "Een miljard naar de kunst-, milieu- en rampenbestrijding. En de rest naar... naar andere doelen." En zo schaatst Margareth Anne in één klap over het wetenschappelijke windwak van een supertrio Amerikaanse economen: die komen met academisch ‘bewijs' dat mensen aan goede doelen louter onder sociale druk geven en niet uit puur altruïsme. Het liefst duwen we de collectant door de takkenshredder, maar dat geeft te veel gedoe, beweren de economen. Stierenstront dus. Margareth Anne bewijst dat niet alleen sociale druk een belangrijk geefmotief is, maar ook elke vorm onbaatzuchtige ontoerekeningsvatbaarheid.